Xavier Diaz-Latorre. The French lute and its sound
Het spelen en herontdekken van het oude muziekrepertoire tot de late achttiende eeuw roept veel vragen en problemen op. Een van de belangrijkste uitdagingen is het zoeken naar en vormgeven van de klank van het instrument. Op afbeeldingen van luitisten uit de zeventiende eeuw kan men een bijzondere houding van de handen waarnemen die men vandaag zelden tot nooit nog op het podium ziet. Dit onderzoek wil de mogelijke klank van de luit onderzoeken vanuit een historisch geïnformeerde praktijk door een diepgaande iconografische analyse, met een bijzondere focus op schilderijen van Franse luitisten in de zeventiende eeuw, en vanuit de studie van verschillende verwante beschrijvingen uit luitboeken en verhandelingen.
Door het toepassen van alle parameters die we uit de verschillende primaire bronnen kunnen halen, zal een specifieke klank van het instrument worden gevormd, wat de weg vrijmaakt voor verder onderzoek over dit onderwerp. Dit onderzoek beoogt een praktische benadering te zijn van de uitvoeringspraktijk van deze muziek op de elfkorige luit, en zal worden gedocumenteerd in de vorm van 3 cd’s met muziek van Vieux Gaultier, Charles Mouton en Gallot d’Angers.
Huszca Joanna. The eloquent virtuoso: The early seventeenth-century violin repertoire and its influence on the later development of the instrument’s idiom
Wat zou het concept van zeventiende- en achttiende-eeuwse vioolvirtuositeit zijn? Sluit ons huidig begrip van virtuositeit aan bij dit concept of eerder bij het negentiende-eeuwse idee van moeiteloze snelheid? Dit project neemt deze vragen als uitgangspunt voor een onderzoek naar het (wellicht) verloren aspect van betekenisvolle virtuositeit dat de dramatische dimensie van een compositie dient eerder dan te fungeren als een vermakelijke vorm van ontspanning.
De onderzoeker focust hierbij op enkele van de eerste Italiaanse vioolvirtuozen, die niet enkel geapprecieerde instrumentalisten maar ook voorname pedagogen waren die belangrijke educatieve geëditeerde partituurcollecties nalieten. Via hun getalenteerde studenten ontstond er een pedagogisch erfgoed dat doorliep tot het einde van de achttiende eeuw en een muzikale invloed uitoefende tot ver buiten Europa. Op deze wijze bleven sommige technische en retorische tools voortwerken voor latere generaties violisten, zelfs tot vandaag de dag.
Het is dan ook essentieel deze te identificeren en om hun muziek beter beschikbaar te maken voor een breder publiek en musici uit andere disciplines dan de HIPP. De bijdragen van de betreffende Italiaanse vioolvirtuozen zullen worden opgenomen in aanvulling op de huidige lescurricula van historische viool. Dit maakt het mogelijk om op een meer complete en grondige manier om het vroege vioolrepertoire te verkennen, waarbij het exclusief bestuderen van barokke of klassieke “standaardwerken” zoals deze van J.S. Bach of W.A. Mozart vermeden wordt.
Stefaan Verdegem. Historische houtblazers
Verdegems onderzoek spits zich toe op diverse facetten van historische houtblazers, in het bijzonder de enkele rieten; zie hieronder alsook de volledige publicatielijst.
1. Donizetti en het Concertino voor Engelse hoorn
Gaetano Donizetti’s Concertino voor Engelse hoorn (1816) is waarschijnlijk het belangrijkste negentiende-eeuwse concerto voor dit specifieke instrument en zeker het meest uitgevoerde. Vijftig jaar na de editie van Robert Meylan (Litolff / Peters) op basis van de autograaf partituur in de Bibliothèque Nationale de France, moest het bronmateriaal opnieuw worden bekeken, wat resulteerde in een nieuwe kritische editie van dit stuk. Niet alleen wordt dit stuk in een andere toonsoort uitgevoerd, bovendien vertoont het partijenmateriaal voor de première van 19 juni 1817 in het Liceo Filarmonico te Bologna vele correcties en variaties, en geven ze interessante inzichten in de uitvoeringspraktijk van die tijd, inclusief uitgeschreven cadensen, waarschijnlijk van de hand van de solist en dedicatee Giovanni Catolfi.
2. Fourteen Leipzig oboes from the time of J.S. Bach (in samenwerking met Marcel Ponseele)
Sinds de oude muziek-revival van de vorige eeuw zijn musici op zoek naar geschikte historische instrumenten, hetzij originelen hetzij kopieën. In tegenstelling tot de HIPP- principes wordt vaak de voorkeur gegeven aan all-round houten blaasinstrumenten met stemtoon A = c. 415Hz, om hiermee het hele barokrepertoire te kunnen spelen. Alhoewel heden ten dage Johann Sebastian Bach de meest uitgevoerde barokcomponist is, spelen tot op de dag van vandaag de meeste hoboïsten wereldwijd zijn muziek op een kopie van een Engelse Stanesby hobo. Het kopiëren van hobo’s uit Leipzig blijkt tot op heden niet helemaal succesvol, om verschillende redenen. Een studie van de overlevende hobo’s uit Leipzig uit de tijd van Bach, en een vergelijkende studie van de afmetingen hiervan, leverde nieuwe inzichten op over de houtblaasinstrumentenbouw in deze stad in het tweede kwart van de achttiende eeuw, en zal hopelijk uitmonden in een goede kopie van een Bach-hobo die voldoet aan de hedendaagse kwaliteitsvereisten voor concertuitvoeringen en opnames.
3. A Rare Jacques Albert Bass Oboe
Jacques Albert (1849–1918) kan beschouwd worden als de belangrijkste Belgische hobo-bouwer van de negentiende en vroeg-twintigste eeuw, te wijten aan het feit dat hij niet enkel zoon was van een gereputeerde Brussels bouwer van houtblaasinstrumenten, Eugène Albert, maar ook omdat hij een gediplomeerde hoboïst was van het Brusselse Conservatoire Royal. De bariton-hobo van het Conservatorium-patrimonium is waarschijnlijk een uniek stuk, misschien een prototype dat nooit een verder vervolg gekregen heeft. Het werd waarschijnlijk gebruikt voor de Brusselse première van Richard Strauss’ Salome in 1906, en voor de creatie van Raymond Moulaerts Quatuor (1907) voor hobo, oboe d’amore, Engelse hoorn en bariton-hobo (of Heckelphon), mogelijk het allereerste kamermuziekwerk ooit dat specifiek voor bariton-hobo gecomponeerd werd.
Javier Zafra. (TBC)
(TBC)
Historisch & Cultureel Geïnformeerde Uitvoeringspraktijken
De centrale focus van de onderzoeksgroep Historisch & Cultureel Geïnformeerde Uitvoeringspraktijken is de auditieve (en, indien relevant, ook visuele) realiteit van de uitvoering van West-Europese historische muziek binnen haar oorspronkelijke culturele context, en de relevantie daarvan voor hedendaagse uitvoeringen.
De onderzoeksthema’s van HIP/CIP zullen betrekking hebben op typische elementen van historische uitvoeringstechniek en -stijl zoals: instrumentale / vocale technieken; acteer- en ensceneringstechnieken; ornamentiek en improvisatie; stemming / temperament en toonhoogte; tempo / maat; articulatie / boogvoering; retoriek / agogiek; instrumentatie en bezetting van ensembles.
Onderwerpen met een meer interdisciplinair karakter zijn evenzeer welkom, zoals: de ontwikkeling van de instrumentenbouw; aspecten van muzieknotatie, -theorie en -compositie; historische uitspraak; akoestiek van historische plaatsen; de relatie uitvoerder-publiek, enz.